Pedro Lenz (vertaling)

Goed dan. De vertaling. Uit mijn beste Bärntüütsch.

En ik reis en reis en reis,
in vol bezette treinen,
vol lezers van gratis krantjes,
vol bedrijfseconomiestudenten,
vol mensen met een klein pensioen,
vol ogen die niet naar buiten kijken,
vol oren met oordoppen,
vol kinderen die zich moeten voegen:
“Wil je nu eindelijk eens stil zijn!
Wil je nu eindelijk eens gaan zitten!
Wil je nu eindelijk eens doen,
wat we je zeggen!”

En die vrouw tegenover,
die bekijkt een pagina in een boulevardblad
privé People-Party-Promi-
Peep-Show-Playboy-
Prinsen-Privéleven-pers,
waar je ook kijkt,
privé People-Party-Promi-
Peep-Show-Playboy-
Prinsen-Privéleven-pers,
waar je ook zit.

En buiten in het landschap
alweer een station.

Luisteren hier, luisteren daar
en horen, horen, horen,
al die talen horen,
al die ritmes horen,
al die scheldgeluiden horen,
al die nasale (?) geluiden horen,
en al die klanken horen,
en luisteren en horen,
wat allemaal in die mobieltjes
wordt geblazen,
wat de mensen elkaar te zeggen hebben
en luisteren en horen,
wat de mensen elkaar niet willen zeggen,
wat de mensen tussen de regels door zeggen,
en tussen hun lippen houden.

Duizend stemmen, duizend klanken,
duizend levensverhalen,
die bijna niemand kent
en niemand verder wil vertellen,
omdat het maar kleine verhalen,
omdat het maar alledaagse verhalen,
maar bescheiden verhalen zijn
die over onszelf zouden kunnen gaan,
of over die hiernaast,
eenvoudig maar kleine verhalen,
die ergens in de lucht hangen,
die in een trein hangen,
die aan de cafétafel hangen,
in een wachtkamer hangen,
in een stationstunnel hangen,
in een wachtrij hangen.

Verhalen over het werk,
verhalen over het liefje,
verhalen over de kinderen,
verhalen over de wedstrijd,
verhalen over het huis,
verhalen over de knie,
die zo gevoelig voor het weer
en zo stijf geworden is,
sinds de laatste operatie
en de echtgenoot heeft in de lente
nog een hartinfarct gekregen,
gelukkig heeft hij geluk gehad.

(…)

En ik luister en hoor,
hoor fragmenten
van een verhaal dat al begonnen is
tussen Würenlos
en zijn oude moeder,
die in een dorp in Kosovo
elke dag erop hoopt,
dat er misschien wel een brief komt
van haar zoon in Zwitserland

(…)

En ik reis steeds weer,
en ik kom steeds weer,
steeds weer thuis in Olten
Spoor 1 tot en met 12
“Allemaal uitstappen alstublieft,
deze trein blijft in Olten!”

Doe mee met de conversatie

1 reactie

  1. Toepasselijk gedicht.
    Tegen de tijd dat je het uit hebt ben je inderdaad in Olten 🙂
    Maar eh… ik woon niet in Kosovo hoor! 😉

Plaats een reactie